Trump vs. Anderson door een Belgische bril. De voorwaarden voor verkiesbaarheid onder de loep.
Publié le :
12/03/2024
12
mars
mars
03
2024
Er lijkt weinig twijfel over te bestaan dat de eerste week van maart 2024 prominent zal worden vermeld in de annalen van de Amerikaanse geschiedenis. Als prelude op een klinkende overwinning op Super Tuesday, in navolging waarvan Nikki Haley haar kandidatuur voor de Republikeinse voorverkiezingen voor het presidentschap opschortte, boekte Donald Trump op maandag 4 maart 2024 immers ook op juridisch vlak een uiterst belangrijke triomf.
Van Colorado…
Eind december 2023 oordeelde het Hooggerechtshof van de staat Colorado dat Donald Trump niet op het stembiljet mocht staan voor de Republikeinse voorverkiezingen op 5 maart 2024. Verwijzend naar Sectie 3 van het 14de amendement van de Amerikaans grondwet, dat stelt dat “wie een eed heeft afgelegd om de grondwet van de VS te steunen” als Congreslid of functionaris en daarna “betrokken was bij opstand of rebellie tegen de grondwet, of hulp of steun heeft verleend aan de vijanden ervan”, niet langer een reeks overheidsfuncties mag bekleden, meende het Hooggerechtshof van Colorado dat de voormalige president zich omwille van zijn rol bij de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 schuldig had gemaakt aan rebellie en bijgevolg van het stembiljet moest worden geschrapt.
Trump was het daar niet meer eens en diende beroep in bij het Supreme Court, de hoogste rechterlijke instantie in de Verenigde Staten.
…via Washington…
In de zaak Trump vs. Anderson[1] oordeelde het Supreme Court dat de staat Colorado de voormalige Amerikaanse president ten onrechte had laten schrappen van het stembiljet voor de voorverkiezingen van 2024.
In een unanieme, maar niet volledig onverdeelde uitspraak, waarin het Hof de rol van Trump bij het verstoren van de vreedzame overdracht van de macht in januari 2021 opmerkelijk genoeg uitdrukkelijk erkende, kwam het Hof tot de vaststelling dat de bevoegdheid om uitvoering te geven aan Sectie 3 van het 14de amendement van de federale grondwet niet bij de deelstaten ligt, maar wel aan het Amerikaanse Congres toebehoort. Meer in het bijzonder oordeelde het Supreme Court dat “States have no power under the Constitution to enforce Section 3 with respect to federal offices, especially the Presidency”. Zulks kan naar mening van het Hof onder meer worden afgeleid uit de omstandigheden dat de Grondwet “does not affirmatively delegate such a power to the States” en dat er geen grondwettelijke traditie bestaat van “state enforcement of Section 3 against federal officeholders or candidates in the years following ratification of the Fourteenth Amendment.”
Naar aanleiding van deze door Trump omschreven “big win for America” lijkt het pad naar een tweede ambtstermijn voor de flamboyante republikein enigszins te worden geplaveid. Zeker in het licht van het gegeven dat het Supreme Court zich niet uitsprak over de vraag of er al dan niet sprake is van rebellie in de zin van Sectie 3 van het 14de amendement van de federale grondwet, oogt de kans klein dat juridische obstakels een verkiezingsslag tussen Joe Biden en Donald Trump nog zullen verhinderen.
Het blijven evenwel de Verenigde Staten, dus never say never.
…naar Brussel.
Met de federale, regionale, lokale en Europese verkiezingen in het verschiet, kan de vraag worden gesteld in welke gevallen of onder welke voorwaarden een persoon in België zou kunnen worden uitgesloten van de verkiezingen en zich niet verkiesbaar zou mogen stellen. Meer bepaald rijst de vraag of een Belgische deelstaat een controversieel persoon van de kieslijst schrappen, zoals de staat Colorado dit probeerde met Donald Trump.
Actief vs. Passief kiesrecht
Het kiesrecht is een fundamenteel politiek recht in onze democratische rechtsstaat. Het vindt zijn grondslag in het recht van de burger op deelneming aan de uitoefening van de soevereiniteit.[2] Dit kiesrecht uit zich zowel actief als passief.
Het actief kiesrecht is het recht om te mogen gaan stemmen en actief deel te nemen aan de samenstelling van de vertegenwoordiging van het volk.
Het passief kiesrecht betreft daarnaast het recht om zich kandidaat te stellen voor een verkiezing. Artikel 25 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt in dit verband inderdaad dat elke burger het recht heeft “deel te nemen aan de behandeling van openbare aangelegenheden, hetzij rechtstreeks of door middel van vrijelijk gekozen vertegenwoordigers” en “te stemmen en gekozen te worden door middel van betrouwbare periodieke verkiezingen die gehouden worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemming, waardoor het vrijelijk tot uitdrukking brengen van de wil van de kiezers wordt verzekerd”.
Artikel 3 Eerste Protocol EVRM formuleert daarnaast het kiesrecht als een verbintenis van de lidstaten van de Raad van Europa om met redelijke tussenpozen verkiezingen te organiseren op een manier die de vrije meningsuiting van het volk waarborgt. In 1987 oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uitdrukkelijk dat artikel 3 Eerste Protocol EVRM elke lidstaat verplicht om voor zijn burgers het actief en passief kiesrecht te garanderen. De burgers hebben bijgevolg het subjectieve recht om te kiezen en om verkozen te worden. De schending van dit recht kan het voorwerp uitmaken van een particuliere klacht bij het Hof voor de Rechten van de Mens.[3]
Federale vs. gewestelijke bevoegdheid
Principieel komt de organisatie van de verkiezingen naar Belgisch recht toe aan de federale overheid. De bevoegdheid tot het bepalen van de voorwaarden waaronder iemand zijn verkiesbare status kan verliezen, betreft de facto dan ook een prerogatief van de federale wet- en uitvoerende macht. Toestanden zoals in de Verenigde Staten, waarbij deelstaten eigenhandig de beslissing nemen om kandidaten van de federale of deelstatelijke kieslijsten te schrappen, zijn in België bijgevolg eveneens onmogelijk.
Op de kiesrechtelijke bevoegdheden van de federale overheid bestaat evenwel een belangrijke uitzondering die betrekking heeft op de verkiezingen van lokale besturen. De gewesten zijn immers bevoegd voor de provinciale, bovengemeentelijke en gemeentelijke verkiezingen[4], hetgeen impliceert dat zij kunnen voorzien in bijzondere voorwaarden voor verkiesbaarstelling. Van deze mogelijkheid werd zowel door de Brussels Ordonnantiegever, als de Vlaamse decreetgever reeds gebruikgemaakt (zie infra).
Beperkingen op het kiesrecht?
Het kiesrecht is – zoals de meeste grondrechten –geen absoluut recht en kan derhalve onder bepaalde voorwaarden worden beperkt.[5] Traditioneel wordt in de meeste rechtsstaten de uitoefening van de politieke rechten sensu stricto onderworpen aan een geheel van grondwettelijke en wettelijke voorwaarden. Het komt de Grondwetgever en de wetgever toe te bepalen of en onder welke voorwaarden het recht tot stemmen en om zich verkiesbaar te stellen, wordt uitgeoefend.
In België wordt het vraagstuk van het (actief en passief) kiesrecht beheerst door artikel 8, tweede lid, van de Grondwet, dat het volgende bepaalt: "De Grondwet en de overige wetten op de politieke rechten bepalen welke de vereisten zijn waaraan men moet voldoen, benevens de staat van Belg, om die rechten te kunnen uitoefenen."
Overeenkomstig artikel 64 van de Grondwet en artikel 24bis, § 1 van de Bijzondere wet tot hervorming der instellingen zijn er vervolgens een aantal voorwaarden bepaald waaraan een kandidaat moet voldoen om zich verkiesbaar te stellen. Om tot volksvertegenwoordiger te kunnen worden verkozen moet men op de dag van de kandidaatstelling Belg zijn en de woonplaats hebben in België. Het bewijs van woonplaats is de inschrijving in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente. Op de dag van de verkiezingen moet men daarnaast de burgerlijke en politieke rechten genieten en de volle leeftijd van 18 jaar bereikt hebben.
Daarnaast gelden de volgende wettelijke voorwaarden wat betreft de personen die niet mogen gaan stemmen en ook geen kandidaat mogen zijn bij de verkiezingen in België:
- Personen die levenslang ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling.[6]
- De volgende personen die in de uitoefening van het kiesrecht zijn geschorst:
- De beschermde personen die met toepassing van artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard om hun politieke rechten uit te oefenen en dit tot de beëindiging van de onbekwaamheid, vermeld in artikel 492/4 van het oud Burgerlijk Wetboek.[7]
- De geïnterneerden die krachtens artikel 9, §3, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard om hun politieke rechten uit te oefenen en dit tot de definitieve invrijheidstelling van de geïnterneerde.[8]
- De personen die voor een bepaalde duur ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling.[9]
- De onderdanen van de andere lidstaten van de Europese Unie die, ten gevolge van een individuele burgerrechtelijke of een strafrechtelijke beslissing in hun lidstaat van herkomst ontheven zijn van het recht om gekozen te worden krachtens het recht van die lidstaat.[10]
- De personen die veroordeeld zijn, zelfs met uitstel, wegens één van de misdrijven, vermeld in artikel 240, 241, 243, en 245 tot en met 248 van het Strafwetboek, gepleegd tijdens de uitoefening van een gemeenteambt. Die onverkiesbaarheid eindigt twaalf jaar na de veroordeling.[11]
- De personen die veroordeeld zijn wegens overtredingen bedoeld in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden of op grond van de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistisch regime is gepleegd. Die onverkiesbaarheid eindigt zes jaar na de veroordeling.[12]
- De personen die bestuurder zijn of geweest zijn van een vereniging die, zelfs met uitstel, is veroordeeld voor een van de overtredingen bedoeld in de wet van 30 juli 1981 of de wet van 23 maart 1995. De onverkiesbaarheid geldt ook voor de zes jaar die op de opgelopen veroordeling volgen.[13]
Naast de mogelijkheid voor de wet- en uitvoerende macht om te voorzien in beperkingen op het kiesrecht, beschikt ook de rechterlijke macht in België over prerogatieven om het kiesrecht enigszins aan banden te leggen. Concreet moet in dat verband worden gewezen op de eventualiteit om misdadigers uit hun politieke rechten te ontzetten.
De ontzetting uit burgerlijke of politieke rechten betreft een bijkomende criminele of correctionele straf en moet steeds uitdrukkelijk worden uitgesproken door de strafrechter. Als zodanig kan zij nooit afzonderlijk worden uitgesproken en moet zij altijd gekoppeld zijn aan een hoofdstraf. Een automatisch verlies van het kiesrecht bij een strafrechtelijke veroordeling werd immers reeds ernstig bekritiseerd door het Grondwettelijk Hof.[14]
Indien de rechter nalaat de veroordeelde uit zijn politieke en burgerlijke rechten te ontzetten, ontloopt de betrokkene bijgevolg deze bijkomende straf.
Afhankelijk van de hoofdstraf zal de strafrechter soms verplicht zijn om een veroordeelde tijdelijk of levenslang ontzetten uit alle of enkele burgerlijke en politieke rechten. Bij de veroordelingen tot levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, tot opsluiting van tien jaar of meer of tot gevangenisstraf van twintig jaar of meer moet de rechter de veroordeelde bijvoorbeeld levenslang ontzetten uit alle burgerlijke en politieke rechten die artikel 31 van het Strafwetboek vermeldt, met inbegrip van het recht om verkozen te worden.[15] Bij andere criminele of correctionele straffen is de ontzetting uit een of meer burgerlijke en politieke rechten dan weer facultatief.[16]
Er zijn daarnaast ook specifieke strafbaarstellingen of misdrijven die steeds met een ontzetting uit burgerlijke en politieke rechten worden bestraft ongeacht de zwaarte van de uitgesproken hoofdstraf. Artikel 378 van het Strafwetboek bepaalt, bijvoorbeeld, dat personen die worden veroordeeld voor het plegen van misdrijven betreffende de aanranding van de eerbaarheid en verkrachting (ook) veroordeeld worden tot de ontzetting uit de rechten genoemd in artikel 31 van het Strafwetboek. In zulk geval vervangt de specifieke voorgeschreven regel de voormelde algemene regels.
De gevolgen van de ontzetting uit het recht om verkozen te worden, gelden enkel voor de toekomst en treden in werking vanaf het ogenblik dat de veroordeling onherroepelijk is geworden.[17] De ontzetting geldt dus zodra de beroepsmogelijkheden uitgeput zijn en het vonnis of arrest kracht van gewijsde heeft gekregen. Anderzijds gaat de termijn van de effectieve ontzetting, zoals bepaald in het vonnis of arrest in kwestie, pas in op de dag dat de veroordeelde de straf heeft ondergaan of op het ogenblik dat de straf verjaard is.[18] Wanneer men bij uitstel veroordeeld wordt tot een hoofdstraf, maar geen uitstel geniet voor de bijkomende straf tot ontzetting uit de burgerlijke en politieke rechten, begint de termijn van de ontzetting reeds te lopen op de dag waarop het uitstel begint.[19]
De rechter als verkiezingsbeslechter?
Gelet op het voorgaande, moet worden vastgesteld dat, behoudens bijzondere wettelijke ingrepen van de bevoegde federale entiteit, enkel een strafrechter een persoon naar Belgisch recht kan ontzetten uit zijn passief kiesrecht, en bijgevolg onverkiesbaar kan maken. De strafrechter kan dit bovendien enkel door de ontzetting uitdrukkelijk uit te spreken als bijkomende straf gekoppeld aan een criminele of correctionele hoofdstraf. Donald Trump zou dus ook in België op de kieslijst zijn blijven staan.
Het vraagstuk omtrent beperkingen op het kiesrecht is brandend actueel. Op 12 maart 2024 werd voormalig parlementslid voor Vlaams Belang en voorzitter van de extreemrechtse jongerenvereniging Schild & Vrienden, Dries Van Langenhove, door de Gentse correctionele rechtbank veroordeeld tot één jaar effectieve celstraf en 16.000 euro boete voor inbreuken op de racisme- en negationismewet en tot 10 maanden cel met uitstel voor inbreuken op de wapenwet. Daarnaast werd Van Langenhove ook voor een maximale termijn van tien jaar uit zijn politieke rechten ontzet.
Indien dit vonnis in graad van beroep zou worden bevestigd, zou dit betekenen dat Dries Van Langenhove zich de komende 10 jaar niet meer zal kunnen gaan stemmen en zich evenmin verkiesbaar zal mogen stellen.
De Schild & Vrienden case toont duidelijk aan dat de mogelijkheid tot ontzetting uit de burgerlijke en politieke rechten t.a.v. politici die het één en ander op hun kerfstok hebben een geducht wapen in handen van de strafrechter betreft, waarmee maar beter gedegen wordt rekening gehouden. Zeker in het kader van dossiers waarin een definitieve gerechtelijke uitspraak voorzien wordt in verkiezingsjaren, zijn politici maar beter op hun hoede. De strafrechter heeft in de geschetste hypothese immers de macht om in zekere zin een invloed op de verkiezingen uit te oefenen.
Een diepgaandere analyse omtrent de rol van rechters als verkiezingsbeslechters is evenwel voer voor een volgende bijdrage.
[2] EHRM 2 maart 1987, Mathieu-Mohin en Clerfayt t. België, § 51.
[3] EHRM 8 oktober 2015, Gahramanli e.a. t. Azerbeidzjan, § 66.
[4] Art. 6, §1, VIII, eerste lid , 4° BWHI.
[5] EHRM 21 april 2015, Danis en de vereniging van personen van Turkse herkomst t. Roemenië, § 38; GwH 26 november 2015, nr. 169/2015, B.4.; GwH 1 oktober 2015, nr. 136/2015, B.9.
[6] Artikel 6 Belgisch Kieswetboek; artikel 41, eerste lid, 1°bis Wet betreffende de verkiezing van het Europese Parlement; artikel 23, tweede lid, 2° wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen; artikel 65, tweede lid, 1° Gemeentekieswet.
[7] Artikel 7, eerste lid, 1° Belgisch Kieswetboek; artikel 41, eerste lid, 1°bis Wet betreffende de verkiezing van het Europese Parlement; artikel 23, tweede lid, 3° wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen.
[8] Artikel 7, eerste lid, 1° Belgisch Kieswetboek; artikel 41, eerste lid, 1°bis Wet betreffende de verkiezing van het Europese Parlement; artikel 23, tweede lid, 3° wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen.
[9] Artikel 7, eerste lid, 2° Belgisch Kieswetboek; artikel 41, eerste lid, 1°bis Wet betreffende de verkiezing van het Europese Parlement; artikel 23, tweede lid, 3° wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen.
[10] Artikel 65, tweede lid, 2° Gemeentekieswet; artikel 58, tweede lid, 1° Vlaams Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet; artikel 30, tweede lid, 2° Nieuw Brussels Gemeentelijk Kieswetboek.
[11] Artikel 65, tweede lid, 3° Gemeentekieswet; artikel 58, tweede lid, 2° Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet; artikel 30, tweede lid, 3° Nieuw Brussels Gemeentelijk Kieswetboek.
[12] Artikel 30, tweede lid, 4° en derde lid Nieuw Brussels Gemeentelijk Kieswetboek.
[13] Artikel 30, tweede lid, 5° en derde lid Nieuw Brussels Gemeentelijk Kieswetboek.
[14] GwH 1 juli 2010, nr. 80/2010.
[15] Art. 31 Sw.
[16] Artt. 32, 33 en 33bis Sw. Zie ook Cass. 25 februari 2014, nr. P.12.1739.N/1.
[17] Art. 34, tweede lid Sw.
[18] Art. 34, eerste lid Sw.
[19] Art. 34, derde lid Sw.
Auteurs
Daisy Daniels
Avocate collaboratrice-associée
XIRIUS PUBLIC, Xirius Public, Droit constitutionnel, Droit de la santé, Droit social de la fonction publique , Légistique, Métiers et professions réglementés
(00)
Laurens De Brucker
Avocat Associé
XIRIUS PUBLIC, Xirius Public, Droit climatique, Droit constitutionnel, Droit de l'énergie, Droit de l'environnement et de l'urbanisme, Urbanisme et aménagement du territoire
(00)
Historique
-
Licenciement des travailleurs contractuels du secteur public : la fin d’une saga ?
Publié le : 25/03/2024 25 mars mars 03 2024Actualités du cabinetCa y est, la loi du 13 mars 2024 sur la motivation des licenciements et des licenciements manifestement déraisonnables des travailleurs contractuels du secteur public a été publ...
-
Ne dites plus F et G - Bruxelles acte la fin des passoires énergétiques
Publié le : 19/03/2024 19 mars mars 03 2024Actualités du cabinetLe 27 avril 2023, le Gouvernement bruxellois a adopté le nouveau Plan régional Air-Climat-Énergie[1] (PACE). Ce plan a mis en évidence le levier important que constitue la rénov...
-
Droit du patient : Modernisation de la loi après 20 ans
Publié le : 14/03/2024 14 mars mars 03 2024Actualités du cabinetCe 6 février 2024, le législateur a adopté la loi modifiant la loi du 22 août 2002 sur les droits du patient[1]. Cette loi a été publiée le 23 février 2024 au Moniteur belg...
-
Trump vs. Anderson door een Belgische bril. De voorwaarden voor verkiesbaarheid onder de loep.
Publié le : 12/03/2024 12 mars mars 03 2024Actualités du cabinetIn Trump vs. Anderson oordeelde het Supreme Court dat een Amerikaanse deelstaat een presidentskandidaat niet van een kieslijst kan schrappen. Met de moeder aller verkiezingen in het verschiet, analyseren Laurens De Brucker en Daisy Daniels in een interessante bijdrage het arrest van het Amerikaanse Hooggerechtshof en lichten zij toe in welke gevallen en onder welke voorwaarden een persoon in België zou kunnen worden uitgesloten van de verkiezingen en/of zich niet verkiesbaar zou mogen stellen. Met het vonnis in de Schild & Vrienden-zaak, naar aanleiding waarvan Dries Van Langehove voor 10 jaar uit zijn politieke rechten werd ontzet, is deze navorsing brandend actueel.
-
Belet de bevoegdheidsverdeling de federale wetgever om ecocide strafbaar te stellen?
Publié le : 07/02/2024 07 février févr. 02 2024Actualités du cabinetIn een nieuwe bijdrage in nummer 2023/2 van het Revue belge de droit constitutionnel, proberen Laurens De Brucker en Sacha Hancart deze vraag te beantwoorden naar aanleiding van...
-
La répartition des compétences fait-elle obstacle à l’incrimination de l’écocide par le législateur fédéral ?
Publié le : 07/02/2024 07 février févr. 02 2024Actualités du cabinetDans une contribution parue dans le n° 2023/2 de la Revue belge de droit constitutionnel, Laurens De Brucker et Sacha Hancart tentent de répondre à cette question suite à l’anno...